Hoe zat het ook al weer met de ontbindende voorwaarde?
Een contract voor bepaalde tijd kan worden aangegaan voor een bepaalde periode maar ook voor een project, waarbij de beëindiging van het project dan het einde van de arbeidsovereenkomst betekent (de ontbindende voorwaarde). Met de toename van dit soort flexibele contracten een nuttige uitspraak van de kantonrechter Amsterdam (JAR 2017/260).
Deze kwestie betrof een werkneemster die per 1 januari 2017 bij de werkgever in dienst is getreden als secretaresse. De overeenkomst is aangegaan voor “het project Secretaresse” bij UWV en eindigt van rechtswege als het project eindigt. Op 25 april meldt zij zich bij de werkgever ziek. De werkgever laat aan de werkneemster vervolgens weten dat UWV de opdracht heeft beëindigd per 25 april 2017 en dat het dienstverband daarom ook per die datum is beëindigd. De werkneemster stelt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd en dat zij recht heeft op doorbetaling van loon. De werkgever dient een tegenverzoek in tot ontbinding.
De werkgever voert onder meer aan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen een uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW is met een uitzendbeding (dwz dat de overeenkomst van rechtswege eindigt als de inlener de inlening beëindigt). De kantonrechter overweegt dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een uitzendovereenkomst. Van belang is dat nergens in de overeenkomst melding wordt gemaakt van “uitzenden” of “uitzendovereenkomst” of vergelijkbare bewoordingen. Nu een uitzendovereenkomst aan de werknemer minder rechtsbescherming geeft dan een reguliere arbeidsovereenkomst dat dit duidelijk moeten zijn aangegeven aan de werkneemster.
Zij heeft hier wel trekken van, maar nu de overeenkomst nergens wordt aangeduid als een uitzendovereenkomst maar juist wordt gesproken van een parttime dienstbetrekking, staat onvoldoende vast dat partijen hebben beoogd een uitzendovereenkomst te sluiten. De arbeidsovereenkomst is evenmin geëindigd doordat UWV heeft aangegeven de opdracht aan de werkneemster te beëindigen. De opdracht aan de werkneemster is niet hetzelfde als “het project Secretaresse” van UWV.
De werkgever heeft niets laten zien waaruit de beëindiging van de opdracht door UWV blijkt. Enkel is overgelegd een e-mail van het UWV waar in staat dat de werkneemster zelf zou hebben aangegeven niet meer terug te komen. Het UWV heeft niets gezegd over het eindigen van het project Secretaresse, doch slechts gesteld dat “de opdracht aan de werkneemster” is geëindigd. De “opdracht aan de werkneemster” is echter niet hetzelfde als “het project Secretaresse” van het UWV. Bevestiging voor het feit dat het project als zodanig niet is geëindigd volgt ook nog eens uit de e-mail van UWV waarin wel is vermeld dat de werkzaamheden van de werkneemster zijn overgenomen door een andere medewerker. Nu het einde van de arbeidsovereenkomst is gekoppeld aan het eind van het project, is doorslaggevend of de werkzaamheden van dit project zijn geëindigd en daarvan is niet gebleken. Werkneemster heeft terecht gesteld dat het tijdstip van eindigen van de arbeidsovereenkomst niet objectief, dat wil zeggen onafhankelijk van de wil van partijen, kan worden vastgesteld. Een dergelijk uitleg van het begrip project in dit geval zou immers betekenen dat de werkgever, dan wel – met haar instemming – UWV, geheel de vrije hand heeft om door de opdracht aan de werkneemster te beëindigen ook het project waarvoor zij is aangenomen te beëindigen. Ingevolge vaste jurisprudentie is dat geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar is in dat geval sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Een wijze les voor de detacheerder dus. Een ontbindende voorwaarde kan, maar het luistert zeer nauw hoe deze wordt geformuleerd.